Het huis, de bovenverdieping.


1. De overloop.
We komen aan op de gigantische overloop, bijna even groot als de gang eronder. Er zit zelfs nog een t-splitsing in, en linksaf ga je dan nog een klein trapje op en daar zijn dan nog drie deuren te vinden, naar de ouderslaapkamer, naar de studeerkamer en rechtdoor naar de trap naar zolder.
Maar we gaan eerst even rondkijken. Op de overloop ligt ook een loper, dezelfde als op de trap, in een T-vorm dus. Daaronder ligt zeil. En tegen de lange wand staat de mooie kast van opa. Hij was de opa van moeder en schrijnwerker van beroep. Hij had die kast zelf gemaakt, van het hout van de kersenboom die ooit in de achtertuin van opa in Winterswijk stond. Een prachtige kast die nu bij Pieternel staat.

2. De logeerkamer.
We lopen de overloop over en hier hebben we de keuze uit drie deuren. De meest rechtse deur gaat naar de logeerkamer. Hier staat een groot tweepersoonsbed, en dan blijft er nog maar heel weinig plaats over voor andere meubels. Ik denk dat er nog een stoel stond, naast een kleine commode, tegen de korte kant. En in de hoek is nog een inbouwkast. In de hoek was ook nog een wastafel, maar die gebruikten wij niet. Wij gingen naar de badkamer.
Het was de slaapkamer van Henk en Jan. Ik lag 's avonds altijd op mijn knietjes voor de deur daar, met de deur op een kiertje. Zij hadden elkaar altijd zó veel te vertellen, dat wilde ik ook horen. Ik lag altijd maar alleen op mijn eigen slaapkamertje, ernaast.
Soms mocht ik wel eens naast Jan slapen, en dan deden we altijd geldsommetjes. Daar waren we allemaal heel goed in. Zie spelregels. Later gingen de jongens op de zolderkamer slapen.

3. Mijn slaapkamer.
Ach ja, mijn eigen kamertje. Er stond niet zo heel veel in. Eigenlijk alleen maar het hoognodige, wat je op een slaapkamer nodig hebt: een bed, een stoel, een klein kastje voor de kleren. En er hing natuurlijk MIJN SCHILDERIJ. Dat is ook een heel bijzonder verhaal, klik hier.
Ik weet nog dat ik een neutraal behangetje had en dat daaroverheen een rand was geplakt met beertjes of zoiets. Dat was halverwege de kamer, zodat het toch een beetje op een kinderkamer leek. In dat kleine kamertje had ik nog drie deuren: een kastdeur, de deur naar de overloop en ik had ook een deur naar de badkamer. De enige manier om mijn kamer te veranderen, was om het bed voor de deur naar de overloop te zetten. Ik weet nog dat dat een keer zo stond. Maar verder was er kraak noch smaak aan de kamer. Niet te vergelijken met kinderkamers van nu dus. :-(
Als Henk of Jan ziek waren, sliepen zij op de kleine slaapkamer aan de voorkant (Henk had bijv. in 1950 roodvonk en in 1951 geelzucht.

4. De badkamer.
Ook de badkamer had twee deuren: die naar mijn slaapkamer en een deur naar de overloop. Zo bleef er maar weinig ruimte over om iets te plaatsen. Er stond links achter, tegen de lange wand, zo'n ouderwets bad in, op kromme pootjes. Nog zonder ombouw dus. En tussen het raam en de deur naar mijn kamer was nog een wastafel. Links voor, naast het bad, was de wastafel, en rechts achter, tussen raam en de deur naar de slaapkamer een WC, schuin in de hoek. Daar was de muur al wat lager wegens het schuine dak.
De badkamer zal wel met het elektrisch kacheltje verwarmd zijn, maar ik kan me er niet zo heel veel meer van herinneren.
En volgens mij stond er ook een wasmachine op de badkamer. Zo'n Erres met ronddraaiend rad erin en een wringer erop. De was werd erdoor in het bad gedraaid en daar gespoeld. In het begin werd de was in de keuken gekookt. Dat was in de tijd van de wastobbe, en later wellicht ook voor deze wasmachine. Eerst was er nog een losse wringer, zoals in het Openluchtmuseum, met aan weerskanten een bok, voor natte was en "droge" was. Werd altijd tegen het bad gezet en stond anders in de hoek, bij het raam.
Alle was werd in hetzelfde water gewassen, dat steeds minder heet werd. Dus eerst de witte was (wij kregen eens per week een nieuw hemdje en onderbroekje aan), dan de bonte en dan de fijne was.

5. De studeerkamer.
Als je op de overloop het trapje opgaat, kom je nog bij drie deuren. Rechts is de studeerkamer, het domein van vader. Hij zat daar altijd, tenminste als hij niet naar de mensen toe was of een vergadering had. Zijn houten bureau (dat nog in de familie is, het staat nu bij Pieternel) stond schuin in de kamer, je kon er rondom lopen. Maar meestal kon je er niet goed lopen, want overal op de grond lagen boeken en stapels kranten. Links in de kamer was volgens mij zelfs nog een schoorsteenmantel. Of werd de kamer toch met de centrale verwarming verwarmd? Of met het elektrische kacheltje? In de zijwand was nog een kastdeur naar een inpandige hoekkast. Links ervan, tussen de beide deuren dus, stond de kast met de grote ruiten erin, die nu bij Jan staat. Daarin ontelbare dunne boekjes en papiertjes, die hij in zijn leven had verzameld. Ook een leuk bakje met drie laden waarin o.a. zijn carbonpapier zat. Ik vond dat machtig interessant. Als je aan het lipje trok, ging het klepje van het laatje vanzelf omhoog.
Aan de korte muur was door de timmerman een prachtige kamerhoge boekenkast getimmerd, voor al zijn meters theologische boeken. En nog wat privé-boeken. Soms waren er zelfs dubbele rijen nodig, zo veel boeken had vader. Daaronder ook de complete korte verklaring. Dat was een mooi rijtje zwarte boekjes. Ook nog zo'n zelfde rij cremekleurige boekjes, dat waren de andere uitleggingen van de bijbel (....). Ook de Spiegelboeken hadden een plaatsje in die grote boekenkast.
Voor de boekenkast stond een klein tafeltje met een gemakkelijke stoel. Hier werd de preek voorbereid. Daar was vader van woensdag tot zaterdag altijd wel mee bezig. Vroeger was er nog geen vast leesrooster, dus dan werd er gepreekt over een tekst die hij zelf uitzocht. Dan veel lezen en boeken raadplegen. En op vrijdag begon het schrijven aan de preek, en dat werd op zaterdag vervolgd. Dan moest het ook stil zijn in huis, want de preek moest af! Ook moesten er dan psalmen en gezangen bijgezocht worden. Dat was dan meestal om een uur of 12 klaar. En 's middags belde dan de koster en de organist voor 'het briefje'.
Links achterin, tegen de ouderslaapkamer, was een grote ingebouwde kast. Daar lagen de oudste papieren, ansichtkaarten en oude tijdschriften.
Verder zal er wel gestookt zijn met een kolenkachel. Want er zijn jaren geweest dat de cv niet gestookt werd.

6. De ouderslaapkamer.
Wat ik altijd vreemd vond aan die slaapkamer was de ruimte achter het hoofdeinde van het bed. De bedombouw was zo breed, dat die niet helemaal in die nis paste. De nis werd gevormd door links de ingebouwde kast en rechts een muurtje. Het kan zijn dat de trap naar zolder daar ook naar boven ging. Maar het kan ook zijn dat die ingebouwde kast zelfs doorliep onder de zoldertrap. Wij kwamen daar eigenlijk nooit, want daar hingen de pakken van vader en op de bovenste plank stond de doos van zijn hoge hoed. Het houten bed besloeg dus meer dan de helft van de kamer. En was er nou in de andere hoek nog een wastafel? Wel stond er nog een grote linnenkast meteen links van de deur, tegen die lange wand. En toen Pieternel geboren was, in 1958, stond de wieg de eerste tijd in de hoek tussen de beide ramen in. Links daarvan stond de commode. Rechts op een tafeltje de weegschaal.
Later stond het kinderbedje op de studeerkamer, voor de boekenkast. In het begin nog vlak ertegenaan, maar toen Pieternel op een nacht alle boeken eruit had getrokken, werd het bed toch maar een halve meter verder gezet. Toen ze ook hier te groot voor werd, gingen we verhuizen. Dat was in 1960.

Op de volgende bladzijde gaan we de zolder en het platte dak van het huis bekijken.