Professor in geluk

De Franse psychiater Christophe Andre, zelfbenoemd pessimist,
ontrafelt het mysterie van wat ons gelukkig maakt.

maart 2008

Voor de tweede keer in twee weken reisde ik met de Thalys naar Parijs en voor de tweede keer miste ik de aansluiting in Rotterdam, omdat de Nederlandse spoorwegen hun werk slecht deden. De eerste keer was ik behoorlijk chagrijnig geweest; de tweede keer niet.

Het recept was eenvoudig en zo oud als de wereld, maar het werkte probaat: probeer te genieten van het moment. Tijdens mijn tweede reis had ik zitten lezen in Vivre heureux (gelukkig leven), een boek van Christophe Andre, de Franse psychiater die ik in Parijs ging interviewen. Al in het eerste hoofdstuk citeerde hij Voltaire, die schreef: 'Ik heb besloten gelukkig te zijn, want dat is goed voor de gezondheid.' Een ander boek, De kunst van het geluk (vorig jaar verschenen bij Ten Have), overtuigde me er eerder van hem op te gaan zoeken.

Andre heeft zo'n vijftien boeken geschreven, zowel populaire als wetenschappelijke, maar ook een soort stripboeken, samen met tekenaar Muzo, waarin hij een aantal psychische afwijkingen zoals paranoia, narcisme en hysterie voor leken verklaart.

Na aankomst in Parijs meld ik me de volgende ochtend bij de deur in de tuinpoort van zijn prachtige villa in de Parijse voorstad St. Maurice. Christophe Andre opent de deur en blijkt opvallend kaal te zijn, vooral omdat hij op de foto's van zijn uitgever nog een zwarte haardos had gehad. We nemen plaats in de zonnige keuken, die grenst aan de tuin, waarin een eenzame kersenboom ook kaal staat te zijn. Andre vindt zelf dat hij op een boeddhistische monnik lijkt, iets wat hem pleziert. Hij heeft het boeddhisme goed bestudeerd.

Andre, 51 jaar geleden geboren in Montpellier, vader van drie dochters, heeft zijn jeugd en studententijd in Toulouse gewoond. Zoals veel mensen die in het Occitaanse deel van Frankrijk zijn grootgebracht, is hij trots op zijn roots. Hij heeft vijftien jaar rugby gespeeld, dat in zuidwest Frankrijk populairder is dan voetbal. 'Wij zijn anders dan de Fransen in het noorden. We zitten op terrasjes, kletsen wat over rugby. Onze identiteit is voor een deel gebouwd op de kameraadschap rond deze sport.'

In het zuidwesten van Frankrijk, begrensd door de Pyreneeen, heeft Andre zijn band met de natuur ontwikkeld. 'Toen we besloten hier in Parijs een huis te kopen, moest en zou ik bij een bos wonen. Ik heb iedere dag een wandeling nodig om tot rust te komen, te genieten. Zoals u weet, ligt St. Maurice aan het Bois de Vincennes. Dus ik ben hier heel gelukkig.'

De psychiater is naast gelukkig ook een geluksvogel. Samen met hem waren er vele, zeer gefortuneerde gegadigden die het huis, waarin hij nu woont, dolgraag wilden kopen. De oude eigenaresse, teleurgesteld in de liefde, kende André van zijn boeken over geluk en van zijn televisieoptredens. 'Bent u de psychiater die over geluk schrijft?', luidde haar vraag, toen Christophe Andre haar villa met biljartzaal kwam bekijken. Op het antwoord 'Ja, maar ik kan de vraagprijs niet betalen' mocht hij het droomhuis ver onder die prijs kopen.

Andre werkt tweeenhalve dag per week in het Parijse ziekenhuis St. Anne als psychiater, doet veel groepstherapieen, geeft een halve dag per week als assistent-hoogleraar les aan de Universiteit van Paris-X in Nanterre en werkt elke donderdag en vrijdag thuis aan boeken en lezingen.

Waarom bent u begonnen geluk te bestuderen?

'Al mijn boeken vinden hun oorsprong in de gesprekken met mijn patienten. In mijn eerste boeken staat zelfwaardering centraal, een thema bij veel van mijn patienten. Ik behandel in dat kader allerlei klachten, faalangsten, lage eigendunk, sociale fobieen. Deze patienten lijden veel, ze beschikken niet over de capaciteit om zich gelukkig te voelen. Ik dacht: hoe kan ik ze helpen?

'Zelf heb ik ervaren dat gelukkig zijn moeite kost, je moet je best doen om geluk te zien, te beleven, in je op te nemen. Maar ik heb begrepen hoe geluk te benaderen. De eerste keer dat ik een schilderij gebruikte in mijn therapie, was met een vrouw die pleinvrees had. We liepen over het plein Saint Sulpice in het hart van Parijs en gingen de kerk binnen, waar in het halfdonker de reusachtige muurschildering Worsteling van Jacob met de engel te bewonderen valt, van Eugene Delacroix. We hebben intensief gepraat over allerlei associaties die bij dit schilderij opkwamen en op die wijze kon ze een reflectie op zichzelf beginnen. Daarna heb ik dat vaker met schilderijen gedaan.'

Zijn mensen van nature gelukkig?

'Nee, het lijkt wel alsof we geneigd zijn tot somberheid. Malheur is la condition humaine. Daar is een goede evolutionaire reden voor; daar zijn de biologisch georienteerde psychologen het wel over eens. Toen we nog als verzamelaars en jagers rondliepen, was enige mate van bezorgdheid nuttig: het was verstandig alert te zijn op gevaren en problemen en daarom zijn we geneigd om op het kwade te letten.

Het lijkt erop alsof de christelijke kerk dat al in een vroeg stadium goed begrepen heeft: geluk hoef je niet op aarde te zoeken, daarvoor moet je in het paradijs zijn. Reden waarom Sigmund Freud schreef: 'Het is niet in het scheppingsplan opgenomen dat de mens gelukkig zal zijn.'

In de hersenen, zo heeft men geconstateerd, worden geluk en ongeluk op verschillende plaatsen geregistreerd. Daarbij komt dat ouders hun kinderen niet vaak onderwijzen in geluk. Heb je wel eens meegemaakt dat ze op vakantie de auto stopten en zeiden: "Kijk eens, wat een mooi bergdal! En die oude boom, zie je die? Wat vangt die het licht mooi!” Helaas hebben ze het vaker over presteren op school, je best doen."

U bent van aard geen gelukkig mens?

'Er zijn mensen die spontaan gelukkig zijn. Ik ken er niet veel, maar ze bestaan. Ik ben eerder geneigd tot depressie dan tot een gelukkige stemming, eerder een pessimist dan een optimist. Ik heb geen gelukkig temperament. Mijn familieachtergrond speelt daarin een rol, mijn vader was nogal gewelddadig. Anti-depressiva heb ik nooit geslikt, maar ik vind mezelf emotioneel fragiel.'

En tegenwoordig? Kent u momenten van geluk?

'Het is hard werken, maar het is aangename arbeid. Je moet je ertoe zetten. Als ik daarmee ophoud, kom ik niet in een neutrale toestand terecht, maar word ik gedeprimeerd. Werken aan geluk werkt als een antidepressivum. Mensen kunnen een avond met vrienden doorbrengen en zich pas thuis realiseren dat het heel gezellig was. Dan heb je momenten van geluk gemist. Je moet tijdens zo'n avond beseffen dat er vele kansen liggen om gelukkig te zijn. Je moet je realiseren: dit is prettig, dit is een mooi moment, hier geniet ik van, dit is een moment van geluk.

Ik ken mensen die een prettig weekeinde doorbrengen en niet gelukkig kunnen zijn, want ze denken zondagmiddag al aan hun werk van maandag. En op hun werk denken ze dat ze niet gelukkig zijn, doordat ze hun kinderen zo weinig zien. Die mensen zijn nooit met hun geest in het heden.

Je moet tegen jezelf zeggen: 'Hier ga ik even van genieten, hier zit mijn kind, ik stop met denken aan mijn werk, ik maak mijn geest vrij en ga luisteren wat mijn kind te zeggen heeft.' Dat valt te leren, de Engelsen noemen dat met een mooi woord mindfulness, je concentreren helpt, meditatie is heel goed. Het is iedere dag weer hard werken, maar het werkt. Geluk valt te leren, ligt voor iedereen binnen handbereik. Als ik te nerveus, te opgewonden ben, te gretig, dan weet ik: ik moet rust nemen, even wandelen. Als ik wandel, moet ik af en toe stoppen en om me heen kijken, kijken en openstaan, de natuur in me opnemen.

Geluk gaat over kleine dingen. Geluk tendeert ernaar kalm en vredig te zijn. Je springt niet van geluk, wel van vreugde. Ja, er bestaat groot geluk, maar dat komt weinig voor in iemands leven. Streven naar het ware, grote, oceanische geluk, le bonheur fou, kan ontmoedigend zijn en je afleiden van het kleine geluk.'

Andre kan wel een definitie van Geluk met een grote G geven − in zijn boek Vivre heureux schrijft hij: 'De ervaring van Geluk, gaat boven welbehagen uit, het overstroomt de persoonlijkheid, ontsnapt aan zijn controle en aan zijn grenzen, zowel psychisch als fysieke, maar het is duidelijk dat het om pedagogische redenen niet zijn favoriete benadering van het gespreksonderwerp is. 'Wilt u nog een kop koffie?' Kijk, ook zo leid je iemand terug naar het kleine tastbare geluk.

Andre springt makkelijk van het ene naar het andere onderwerp, heen en weer, van klein naar groot geluk, van evolutie naar praktische levenslessen, van kunst naar rugby. Ik vraag hem of hij de cover van de Nederlandse editie − Vrouw en kind van Gustav Klimt − zelf uitgezocht heeft. Vervolgens komt hij ergens uit het grote huis aanzetten, met de armen vol vertalingen in het Japans, Koreaans, Spaans, Italiaans, Duits. Grappig is dat de uitgevers in de verschillende landen verschillende ideeën over het effect van de cover hebben. De Japanse, Spaanse en Koreaanse uitgevers hebben Abrikozenbloesem van Van Gogh gekozen, Vrouw met parasol van Monet siert in Italië de cover, Frankrijk kiest vooral voor tekst en Klimt staat dus in de Nederlandse uitgave op de omslag.

In Frankrijk staat bonheur bij linkse intellectuelen in een kwade reuk, zoals de heftige aanvallen op de charmante film Le fabuleux destin d'Amelie Poulain (2001) hebben aangetoond. In zijn boek Vivre heureux somt Andre de door deze critici veronderstelde hoofdzonden van geluk op. In navolging van Baudelaire en Flaubert geldt geluk als kleinburgerlijk. Proust is iets milder: 'Geluk is goed voor het lichaam, maar slecht voor de creativiteit.' Verder vindt een beetje Franse intellectueel: 'Geluk is egoistisch, want hoe kun je gelukkig zijn in een ongelukkige wereld?' En geluk is oppervlakkig, zeggen ze, de zoektocht naar het ware geluk leidt alleen maar tot ellende.

Andre denkt dat de grond van het probleem is dat geluk de verschillen tussen mensen wegpoetst en dat Franse (pseudo-)intellectuelen bang zijn op te gaan in de massa van kantoorklerken. 'Legt men in een samenleving veel nadruk op geluk als bereikbaar voor iedereen, dan zit er voor mensen die altijd proberen anders te zijn niets anders op dan dit streven naar geluk voor iedereen te kritiseren en te verwerpen.' Hij citeert graag Hendrik Ibsen, die geschreven heeft: 'Geluk zoeken in dit leven? Dan heb je pas echt een rebelse geest.'

Waarom is er sinds een aantal jaren zoveel belangstelling voor gelukkig zijn, goed leven, bewust leven?

'Belangstelling voor geluk is tegelijk opgekomen met de belangstelling voor gezondheid. 'Een gezonde geest in een gezond lichaam.' Nu westerlingen zich minder zorgen hoeven te maken over het pure overleven, interesseren ze zich meer voor de kwaliteit van het leven. Maar er is ook een langetermijntendens. Geluk democratiseert ook. Sinds de 18e eeuw heeft iedereen recht op geluk. De Amerikaanse grondwet spreekt ook van de pursuit of happiness.

Tegenwoordig is geluk een onderwerp van de consumptiemaatschappij. Geluk is overal, en uiteraard ontstaat er dan een diepere belangstelling, ongetwijfeld doordat met het wegvallen van religies de behoefte aan zingeving sterker gevoeld wordt.'

Wat zijn onontbeerlijke ingredienten van geluk?

'Een absolute voorwaarde is natuurlijk eten en een dak boven je hoofd. Ik maak verschil tussen armoede en misere, zoals ik in Afrika gezien heb. In een toestand van armoede kun je nog wel geluksmomenten beleven, in misere niet, dat is bijna continu creperen, een obstakel voor geluk.

De mens is een groepsdier, dus sociale banden zijn belangrijk en we zijn kinderen van de natuur. Veel gelukkige momenten worden beleefd in de natuur. Het is niet voor niets dat je in het christelijke paradijs je geliefden, vrienden en familieleden weer ontmoet, en dat gebeurt in een natuurlijk decor van ruisende bergbeken en grazige weiden, de Hof van Eden.

Is er vooruitgang in geluk? Zijn we gelukkiger dan honderd jaar geleden?

'Al meer dan dertig jaar werkt de sociale wetenschap met indicatoren voor geluk. Amerikanen zijn gemiddeld gelukkiger dan Europeanen en Noord-Europeanen gelukkiger dan Zuid-Europeanen. Uit alle onderzoeken naar geluk blijkt dat mensen zich steeds gelukkiger verklaren. Het westen vergrijst en oudere mensen noemen zich in merendeel gelukkiger dan voorheen. Geluk wordt door hen ook beter begrepen, omdat ze begrijpen wat belangrijk en onbelangrijk is. Objectief is daar ook voldoende reden voor: ziektes, geweld en oorlog bepalen in de westerse wereld minder de kans op geluk dan vroeger.'

En dan zijn er natuurlijk medicijnen om depressies te bestrijden. Prozac brengt geen geluk, maar wel minder ongeluk. Het vermindert de negatieve gevoelens en dus is er meer ruimte voor geluksbeleving. Ik zie dat mijn patienten minder lijden als ze goede medicatie krijgen. Nu moet je als persoon er je best voor doen: werken voor een geluksmoment, coherent en constant ermee bezig zijn. Ik sluit niet uit dat er over twintig jaar andere medicijnen op basis van serotonine zijn die dat overnemen. Het is niet politiek correct wat ik zeg − de samenleving zal zich er in een debat over moeten uitspreken, zoals over fluor in het drinkwater − maar ik acht de een of andere vorm van gelukspil niet onmogelijk. Als ik zie hoeveel mensen aangevreten, verwoest zijn door het lijden… De cijfers van alcohol, drugs en huiselijk geweld zijn veel te hoog in onze samenleving, er zijn zoveel problemen, er is zoveel ongeluk! Als dat kan veranderen met pillen, dan wijs ik dat niet op voorhand af.'

Dat brengt me op optimisme. Bent u een optimist?

'Optimisme is een bouwstof voor geluk. Het is niet hetzelfde als geluk. Er zijn pessimisten die gelukkig zijn en ongelukkige mensen die optimist zijn. Optimisme is de capaciteit van de mens om te anticiperen en die ligt ergens in de hersenen opgeslagen. Spontaan ben ik een pessimist. Als je mij vraagt: 'Hoe ziet de toekomst van Afrika eruit?', dan begin ik over de honger, het geweld, de misere. Maar als ik me concentreer, dan denk ik: hoe was het honderd jaar geleden in Europa? Oorlog, werkloosheid, ziektes, armoede! Nu is dat hier veranderd, dus waarom daar niet?

Optimisme geeft je de kracht om je geluk te beproeven, en als je dan een beetje geluk vindt, begrijp je dat het de moeite waard was een poging tot optimisme te doen. Het gaat uiteindelijk toch om de investering die je doet in jezelf. De Italiaanse schrijver Primo Levi heeft ondanks zijn wanhoop het concentratiekamp overleefd, want hij geloofde in het leven, waarin hij iets positiefs zag, daar klampte hij zich aan vast.

Waar dient geluk toe?

'Nergens toe, alleen dat je gelukkig bent. Dus tot een interessanter leven. Men leeft niet voor het geluk, maar het leven is mogelijk, mooi en rijk doordat het geluk bestaat. In geluk denkt men niet aan morgen, het geluk wordt hier en nu genoten. En dat kan alleen doordat de mens weet dat er een dag later lijden kan zijn. Geluk is alleen mogelijk tegen de achtergrond van de dood, alleen de mens weet dat hij zal sterven en dat is een goede reden voor het streven naar geluk.

En dan kun je weer vragen: 'Waar dient het leven toe?Dat mag iedereen zelf bepalen, iedereen moet zelf zin aan zijn leven geven. Alleen wederom: zingeving en geluk zijn niet hetzelfde. Een grote verzetsheld heeft veel zin aan zijn leven gegeven, maar dat maakt hem nog geen gelukkig mens. Je kunt het Diderot van de Encyclopedie nazeggen: Geluk is een staat van welbehagen, waarvan je zou willen dat hij eeuwig duurde.

Peter van Dijk is journalist en onder meer voormalig correspondent voor NRC Handelsblad in Parijs.



terug naar de vorige pagina